Verzekeraar kan dronken chauffeur met omnium niet meer uitsluiten

Veel autoverzekeringsovereenkomsten ‘omnium alle risico’s’ bevatten een uitsluitingsgrond voor het geval waarin de bestuurder een schadegeval veroorzaakt in een staat van alcoholintoxicatie of dronkenschap. Het Hof van Cassatie besliste in een recent arrest dat zo’n uitsluitingsbeding niet meer geldig is.
Verzekeraars bepalen in hun verzekeringsovereenkomst de omvang van de dekking die zij verlenen. Door het gebruik van ‘uitsluitingen’ worden bepaalde zaken van de dekking van de verzekingsovereenkomst uitgesloten. Het gebruik van uitsluitingen is een veel voorkomende techniek in verzekeringen, waarmee verzekeraars hun verplichtingen willen inperken. Niet zelden leidt de opname van uitsluitingen tot discussies over het feit of het wel om echte uitsluitingen gaat. In het bijzonder rijst vaak de vraag of verzekeraars in hun verzekeringsovereenkomst via het gebruik van uitsluitingen geen oneigenlijke vervalbedingen in de verzekeringsovereenkomst opnemen.
Het feit of het gaat om een uitsluiting dan wel een vervalbeding is belangrijk, omdat verzekeraars bij uitsluitingen geen causaal verband moeten bewijzen en bij vervalbedingen wel.
Een vaak voorkomende uitsluitingsgrond bij omniumautoverzekeringen is die van alcoholintoxicatie of dronkenschap. Door het gebruik van die uitsluitingsgrond willen verzekeraars vermijden dat ze moeten instaan voor de schade aan het verzekerde voertuig als de bestuurder dronken heeft gereden en zo schade heeft veroorzaakt. Het Hof van Cassatie besliste in zijn arrest van 11 februari 2016 echter dat een beding dat de dekking uitsluit in geval van alcoholintoxicatie of dronkenschap, geen uitsluitingsbeding maar een vervalbeding is. Een vervalbeding is een sanctie voor de tekortkoming van de verzekerde aan één van zijn verplichtingen. Een verval van recht vindt plaats binnen de verzekeringsdekking (dus niet buiten de verzekeringsdekking zoals bij een uitsluiting), maar door een bepaalde tekortkoming verliest de verzekerde zijn recht op verzekeringsdekking. Het Hof van Cassatie analyseert het dronken rijden als een tekortkoming van de verzekerde en niét als een afbakening van de verzekeringsdekking. Die zienswijze is consumentvriendelijk.
Door te beslissen dat het gaat om een tekortkoming en dus een vervalbeding, is immers artikel 65 verzekeringswet 2014 van toepassing. Die bepaling vereist onder andere dat er een causaal verband moet zijn tussen de tekortkoming en het schadegeval. Dat causaal verband moet door de verzekeraar worden bewezen. In omniumautoverzekeringen leidt dat er dus toe dat de verzekeraar zal moeten bewijzen dat er een causaal verband is tussen het dronken rijden en de schade aan het verzekerde voertuig. Dat causaal verband is niet altijd voorhanden en bovendien vaak moeilijk te bewijzen. Het is immers perfect mogelijk dat het schadegeval heeft plaatsgevonden door een andere reden dan het dronken rijden. Bovendien is het mogelijk dat de verzekerde ondanks het feit dat hij alcohol tot zich heeft genomen, toch nog altijd de (volledige) controle over zijn voertuig had. Als het Hof van Cassatie had beslist dat het dronken rijden een uitsluitingsgrond was, zou de positie van de verzekerden minder gunstig zijn geweest. Bij uitsluitingen moet de verzekeraar immers geen causaal verband bewijzen. Door het enkele bewijs dat de verzekerde in een staat van alcoholintoxicatie of dronken zijn voertuig bestuurde, zou de verzekeraar het schadegeval dan niet moeten dekken.
Een ander belangrijk punt in het arrest van het Hof van Cassatie van 11 februari 2016, is dat de rechter verplicht is om na te gaan of een bepaald uitsluitingsbeding in werkelijkheid geen vervalbeding uitmaakt. Het Hof van Cassatie bevestigde daarmee zijn eerdere rechtspraak. De rechter moet bij uitsluitingen dus altijd nagaan of die geen verband houden met tekortkomingen van de verzekerde. Ook dat is consumentvriendelijk.
Het arrest van het Hof van Cassatie is relevant voor omniumautoverzekeringen. Voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen inzake motorrijtuigen is er ook geen uitsluiting inzake alcoholintoxicatie of dronkenschap toegelaten. Die verzekeringen zijn immers dwingend gereguleerd door het kb van 14 december 1992 op de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. Dat kb bepaalt wel dat de verzekeraar een recht van verhaal kan uitoefenen bij dronken rijden, maar ook hier zal de verzekeraar het causaal verband moeten bewijzen.
Zowel inzake de gewone aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen als de omniumautoverzekeringen zijn uitsluitingsgronden voor dronken rijden of alcoholintoxicatie dus ongeldig. Dat leidt tot een gunstige positie voor verzekerden die dronken rijden, want zelfs als ze dronken rijden kunnen ze toch nog verzekeringsdekking krijgen als de verzekeraar niet kan bewijzen dat het alcoholgebruik in causaal verband staat met de schade.